Categorieën
Overige

Elk jaar vertrekt eenvijfde van de medewerkers uit de jeugdbescherming.
‘Ik dacht enkel: dit wil ik niet meer.’

De jeugdbescherming staat het water aan de lippen. Onderzoek van Follow the Money heeft uitgewezen waar het grote pijnpunt ligt: het enorme personeelsverloop. Ex-medewerkers van de Jeugd- en Gezinsbeschermers geven antwoord op de vraag: waarom vertrokken zij?

Elk jaar moeten de instellingen voor jeugdbescherming rond de twintig procent van het personeelsbestand vervangen. Follow the Money, waar deze krant mee samenwerkt, zocht jeugdbeschermers op in het hele land en zette de cijfers uit jaarverslagen op een rijtje.

Ook de Jeugd- en Gezinsbeschermers, de instelling die in Noord-Holland de meeste zaken onder haar hoede krijgt en bij de start van dit jaar zo’n 1.900 cliënten had, ziet jaarlijks een vijfde van het personeel weggaan. Deze krant sprak met drie van hen.

Waarom ze vertrokken? „De werkdruk.” Vrijwel unaniem zijn jeugdbeschermers erover: de werkdruk in de jeugdbescherming is veel te hoog. Een ogenschijnlijk simpel antwoord, maar daarachter gaat een wereld schuil. Van wachtlijsten bij zorginstellingen, van gesteggel met gemeentes over geld, vechtscheidingen, verzet van ouders, spoedgevallen die alles op zijn kop zetten, en steeds ingewikkeldere problematiek bij gezinnen. En vooral: van kinderen in onveilige situaties die wachten op hulp.

Keuzes

Werkdruk begint bij de ’caseload’: hoeveel kinderen een jeugdbeschermer onder haar hoede heeft, waarbij elk kind een case, een zaak is. Die is, volgens de jeugdbeschermers, structureel te hoog. „Een ideale caseload is zes tot acht gezinnen, dus tien tot vijftien kinderen”, zegt Arina Kruithof, bestuurslid van Jeugdzorg Nederland.

„Ik had er zo’n achttien, negentien”, schat Nanja Bakker, voormalig jeugdbeschermer bij DJGB in Bussum. „En ik werkte 32 uur.” Bij DJGB heeft een jeugdbeschermer formeel zo’n twee uur voor elke zaak. In de praktijk is het veel minder – reistijd, pauzes en besprekingen gaan er bijvoorbeeld nog af. Ook is het werk lang niet altijd planbaar: spoedzaken hebben altijd voorrang, nieuwe zaken kosten meer tijd.

Susan (niet haar echte naam) verruilde in 2017 een andere jeugdzorgbaan voor DJGB. Ook zij kwam voor lastige keuzes te staan. „Je kunt niet alles tegelijk. Degene die je het meeste hoort, daar geef je toch prioriteit aan. Degenen die wat rustiger zijn of wat stiller, die moeten even wachten.” Gemakkelijk was dat niet. „Iedereen die daar rondloopt wil echt iets betekenen. Ik zei altijd tegen gezinnen: het doel is dat ik er niet meer bij ben. Je wil dat mensen zelf verder kunnen, dat ze patronen doorbreken. Dat een kind goed kan opgroeien.”

Aan de slag

Maar door chronisch tijdgebrek blijven sommige zaken simpelweg liggen. Kinderen die onder toezicht zijn gesteld, maar maandenlang geen jeugdbeschermer zien. Of nooit. „Ik heb meegemaakt dat ik zaken kreeg van de wachtlijst waar zes maanden niets mee was gedaan”, zegt Susan. „Dan moet je heel snel aan de slag.” Nanja Bakker herkent die ervaringen. ,,Oh ja, geloof mij.’’

Lees meer: voor abonnees | archief

[Mirjam van der Puijl, Noordhollands Dagblad, 19 juni 2021]

Ineens was het op bij jeugdbeschermer Nanja Bakker. ’Ik ging van crisis naar crisis’

Vijf maanden geleden nam Nanja Bakker plotsklaps het besluit. „Ik weet het nog heel goed. 29 januari. Ik opende mijn mail en las een bericht van een moeder, waar ik het lastig mee had. Ik dacht: ik wil dit niet meer. Later, in de auto naar de rechtbank, dacht ik alleen maar: ik stop ermee. En dat was zo definitief! Ik schrok van mezelf. Ik heb die dag mijn manager gebeld. Die wilde me zien en begon oplossingen te bedenken. Maar ik zei nee, het is klaar. De rek is eruit.”

Lees meer: voor abonnees | archief

[Mirjam van der Puijl, Noordhollands Dagblad, 19 juni 2021]